De luidspreker vóór de eerste wereldoorlog.
Artikel uit de bijgevoegde CD bij ons boek “Tussen vonk en omroep”.


Menig radioamateur zal die titel verbazen.
Inderdaad, de algemene overtuiging lijkt te zijn dat die toestellen (de hoornluidsprekers ) slechts op de markt verschenen een eind na de eerste wereldoorlog. Dit is ook zo terug te vinden in de literatuur. Kijk maar naar volgende tekst (vertaald), verschenen in een Franse “Encyclopédie pratique de la radio” uit 2006: “de koptelefoons (écouteurs) waren gemaakt met een trillend plaatje dat gemonteerd was op enkele tienden mm van een magneet, waarop twee spoelen gewikkeld waren die doorlopen werden door de laagfrequente stroom die uit de ontvanger kwam. Maar ongelukkig was er slechts één persoon die kon profiteren van het luisteren”.
Vervolgens, rond 1922, kwamen de zwanenhals-luidsprekers op de markt (haut-parleurs col de cigne). Deze toestellen waren gemaakt van een dikke koptelefoon, geplaatst in de voet van de luidspreker en waarvan het geluid versterkt werd door de hoorn die bovenop de koptelefoon geplaatst was”. Het verschijnen van die zwanenhals-luidsprekers rond die periode kan wel juist zijn, maar de schrijver van het artikel meldt niets over een luidspreker met een gewone conische hoorn, die ook gemonteerd werd bovenop de vroegere grammofoons, zoals er verschillende in het ORM te bewonderen zijn. Bij de grammofoon is het de naald die een membraan doet trillen, bij de koptelefoon doet het elektromagneet het membraan trillen. Deze wordt dus elektrisch gestuurd.
Op afbeelding 1 ziet men een luidspreker type Gaillard-Ducretet. Dus gebouwd door Ducretet, op een idee van een zekere Gaillard. Ik heb hier nog niet veel gegevens over kunnen vinden, behalve dat een kapitein Ponty in 1898 een bericht stuurde naar Ducretet, zeggende dat hij (Ponty) met een luitenant Gaillard interessante testen uitvoerde, en dat hij hiervoor een speciale magnetische telefoon nodig had waarvan Gaillard de plannen zou opsturen naar Ducretet. Deze nieuwe relatie had goede resultaten, vermits ze leidde naar het model van de luidspreker-telefoon Gaillard-Ducretet. De fabricage en verkoop van die toestellen liepen verschillende jaren (1). Het toestel van afbeelding 1 dateert dus van 1900!
We hebben het hier over luidsprekers die dienden voor het beluisteren van radiosignalen ( in 1900 waren dat uitsluitend morsesignalen). Ze waren zeer zwak en de spoelen moesten dus zeer hoogohmig zijn: Scheidt-Boon fabriceerde er rond het begin van de oorlog tot 10.000 Ohm. Radiobuizen bestonden toen nog niet, de signalen konden dus niet versterkt worden.
Maar als men geluidssignalen “gericht” kan sturen (of ontvangen) door het gebruik van een hoorn, dan klinkt het luider. Dat is wat men gedaan heeft begin vorige eeuw.
Maar gebruikte men steeds hetzelfde principe? Dat zullen we trachten na te gaan.


(1) Jean-Claude Montagné, Eugène Ducretet, Pionnier français de la radio, p 35, 1998. De foto op afbeelding 1 komt ook uit zijn boek (fig. I-12).

Afb. 1 De Gaillard- luidspreker van Ducretet.


Afb. 2 Een tweede Gaillard-luidspreker.


Afbeelding 2 geeft een andere en latere vorm van een Gaillard luidspreker. Een van de weinige die we vonden, vergezeld van commentaar: de luidspreker dateert van ca 1914 (2). Ik geef een vrije vertaling van de tekst: “het toestel Gaillard was een van de eerste typen. Door het gebruik van een speciale microfoon en een grote stroom bezitten zij een groot vermogen. Men kan ze van op afstand horen, zelfs in een grote zaal. Men heeft ze op schepen gebruikt om bevelen over te brengen, in de plaats van de gebruikelijke akoestische buizen of spreekbuizen. Voor de privésector heeft men regelbare schakelaars aangebracht. Voor korte afstanden geven ze volledige voldoening, voor grotere afstanden zijn ze minder geschikt omwille van de noodzakelijke grote stroom, of men moet dan de versterkers gebruiken, goed gekend in de draadloze telegrafie”.
Hier ontstaan reeds een paar antwoorden en een vraagteken.
De beschrijving wijst in de richting van luidsprekers die niet rechtstreeks werken op een zwak radiosignaal, maar die draadgestuurd zijn, als een elektrisch gestuurde megafoon.
Ze werden op schepen gebruikt. Dat doet me dan weer denken aan de “altosonante” (of altoparlante) van Marzi die hij reeds bouwde in 1906. Zijn toestel diende als basis voor de sterkstroommicrofoon, gebruikt voor de radioconcerten van Laken in 1914. De altoparlante zelf werd bediend door middel van een gewone microfoon die over een transformator en een relais, een tweede en groter membraan deed trillen, wat een sterker geluid gaf (3).
En het vraagteken: “of men moest dan een versterker gebruiken, goed gekend in de draadloze telegrafie”. Werd er voor de draadloze telegrafie ook een soort luidspreker gebruikt met een combinatie van tranformators en relais? Of heeft hij het hier over een versterker met lampen? Dan moet ik misschien de schatting van de uitgavedatum van het boek herzien. Verschillende indicaties wijzen nochtans naar een periode vóór de oorlog.
Dan moeten er in Frankrijk reeds versterkers op de markt geweest zijn in 1914.
We kijken verder.

Afbeelding 3 geeft nu een luidspreker uit ca 1910 (ook ongedateerd) (4).
Ducretet noemt hem “renforçateur des sons téléphoniques, système Pollak, constitué par deux relais microtéléphoniques successifs combinés avec un champ magnétique puissant”.
Dit toestel kan het geluid versterken vóór het in de koptelefoon gehoord wordt. Meestal moet men zelfs de koptelefoon niet op het hoofd hebben. Als hij op tafel ligt, hoort men hem van ver. Men gebruikte hem ook om boodschappen op te nemen op een fonograaf.


(2) Alfred Soulier, Traité pratique d’Electricité, ongedateerd (ca 1914).
(3) Zie hierover mijn boek “Hallo, hallo, hier radio Laken…”, p 133, 2010.
(4) F. Ducretet & E. Roger, Notice illustrée de télégraphie et téléphonie sans fil, p 26, ca 1910 (archief Guido Nys).

Afb. 3 De Pollak-luidspreker.



Afb. 4 Luidspreker van een luisteramateur.



Bij het toestel werd een beschrijvende nota gevoegd… Die nota is natuurlijk verdwenen.
Volgens E. Verdier (5), met wie ik correspondeerde, heeft Ducretet ook nog een Lakowski-luidspreker op de markt gebracht, maar daarover heb ik geen gegevens.
De luisteramateurs uit 1914 kenden ook de luidspreker, zie afbeelding 4. De amateurs op de foto verwierven de 2de prijs op een prijskamp van het Franstalig tijdschrift “Radio” uit 1914. De luidspreker hangt tegen de muur. De Brusselse amateur Duverger schrijft hierover dat hij ermee de signalen van de Eiffeltoren (FL) tot op meer dan 50 m kon horen.
Mij lijkt dat hier weer een koptelefoon in de doos tegen de muur ingekapseld zit, waarop dan de hoorn geplaatst is. Het zou interessant zijn onderzoek te doen naar het vermogen van de luidspreker, nodig om op 50 m te kunnen gehoord worden.
Naar mijn gevoel is er weinig literatuur te vinden over de luidsprekers van vóór de eerste wereldoorlog. Hoe is de evolutie? Is de evolutie van luidsprekers voor de telefoon en de draadtelegrafie samengegaan met die van de draadloze telegrafie? Zat er steeds een koptelefoon onder de hoorn, of werden er andere methoden gebruikt? Is er een verschil geweest in aanpak van morseseinen, en spraak of muziek? Was Marzi niet de eerste met zijn altoparlante, of heeft men van hem afgekeken?
Maar dat er luidsprekers waren vóór de eerste wereldoorlog is een bewezen feit.
Wie meer weet is welkom.

(5)E. Verdier

Hierbij moet wat rechtgezet worden.
We schrijven 11 04 2019. De datering van de luidspreker van fig 2, de tweede Gaillard, is niet die ik opgaf. Het boek van Alfred Soulier (22ste uitgave) waaruit ik het haalde is volgens sommige teksten en tekeningen na 1913 uitgegeven. Maar nu blijkt dat Soulier veel niet aangepaste kopij bleef gebruiken, en zijn eerste uitgave moet rond 1905 gedrukt zijn. Een uitgavedatum gaf hij blijkbaar nooit op, tenminste niet bij de acht verschillende uitgaven die ik vond op internet.
Heden ontdek ik in het Franse tijdschrift “La Nature” van 1900 een artikel met hetzelfde toestel als dat van fig 2! Dus is het toestel van 1900 of ouder. We houden het bij 1900.
Hieronder de tekst met foto. Het artikel is eenvoudig vrij op internet te vinden onder cnum.cnam.fr.

Bruno Brasseur, 2014.

La Nature, n° 1437, 8 dec 1900, p32.

La Nature, n° 2114, supplément, 29 novembre 1913, p 211.

La Nature, n°2146, supplément, 11 juillet 1914, p 51-52.