Jan Mestdagh, De cultuur van het Belgisch radioamateurisme en de opkomende mainstreamcultuur in het interbellum, pp145, 2015-16.

Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor
het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis.

Scriptie Mestdagh, 2015-16

Hoewel een interessant werk, rijst bij de vraag mij waarom de auteur de periode vóór 1920 niet behandelde. Op pagina 6 stelt hij “dat radiocommunicatie meerdere deelnemers vereist: zowel één of meerdere zenders als één of meerdere ontvangers”. Net zoals vóór 1920.
Rond 1920 moest bijna alles nog zelf gebouwd worden, er waren ook nog bijna geen toestellen op de markt (de klos van Ruhmkorff) En die waren peperduur. En men zond en ontving ook nog met de Morse-code (buiten de concerten van Laken in 1914). En er werd ook nog uitgezonden met vonkenzenders. Maar er waren wel al honderden amateurs. Volgens minister Segers (marine, post en telegraaf) waren er in oktober 1913 alleen al in Brussel een duizendtal amateurs (Le Carillon, 25-26 oktober 1913 en Le XXème Siècle).
Met de studie hiervan, beter dan er drones bij te halen, had de auteur van deze scriptie een wetenschappelijk geheel kunnen maken.