Réflexions sur la télégraphie sans fil au Congo en 1911

Op 15 november 1908 stemde het Belgische Parlement voor de aanhechting van de Kongo-Vrijstaat, en werd zijn administratie overgenomen. De nieuwe kolonie heette nu Belgisch-Kongo.
Koning Leopold werd door zijn neef Prins Albert opgevolgd op 23 december 1909. De Prins maakte in dat jaar nog eerst een studiereis doorheen Belgisch-Kongo. Hij kwam Afrika binnen langs de Kaap de Goede Hoop op 20 april 1909. Vandaar ging de reis per trein naar het noorden, tot aan Broken Hill ([1]), en verder te paard, te voet en per fiets tot aan l’Etoile du Congo ([2]), waar in de buurt een jaar later Elisabethstad zou opgericht worden, en de spoorweg doorgetrokken (tot Bukama pas in mei 1918).

De prins had dus al snel kunnen ondervinden dat transport en communicatie te wensen overlieten. Hij trok hierop, als koning, de aandacht in zijn toespraak van 30 april 1910 voor de opening van het koloniaal museum te Tervuren. Nochtans had hij het in zijn rede  niet specifiek over draadloze telegrafie, maar wees hij hoofdzakelijk op het belang van het spoorwegnet ([3]).  In zijn nieuwjaarsrede van 1911 sprak hij overtuigender.

Hieronder vindt u hiervan een uittreksel , dat verscheen in “La Tribune Congolaise op 13 april 1916, in het artikel “La Télégraphie sans fils au Congo”. Het laatste deel van het artikel is niet terzake en had ik ook niet ter beschikking.
Houdt u er rekening mee dat het artikel geschreven is in 1916, tijdens de oorlog dus, met een verwijzing naar 1 januari 1911.
De zending Verd’hurt, de eerste van het TSF-programma (zie verder), is naar Kongo vertrokken op 4 februari 1911. En begin augustus 1911 waren de zendposten Banana en Boma reeds klaar.

[1] Broken Hill, nu Kabwe genoemd, is de hoofdstad van de Centrale provincie van Zambia (vroeger Rhodesië), ca 325 km ten zuiden van Elisabethstad (nu Lubumbashi).

[2] L’Etoile du Congo, de eerste kopermijn van Katanga, ca 15 km van het toekomstige Elisabethstad (1910), zo genoemd naar koningin Elisabeth.

[3] Livre d’Or de l’Exposition Universelle de 1910, inauguration du musée colonial de Tervueren, discours du Roi.

Le 15 novembre 1908, le Parlement belge vota pour l’annexion de l’État Indépendant du Congo, et prit en charge son administration. La nouvelle colonie s’appelait maintenant le Congo belge.
Le 23 décembre 1909, le roi Léopold II fut succédé par son cousin le prince Albert. Au cours de cette année, le prince effectua son premier voyage d’étude à travers le Congo belge. Le 20 avril 1909, il entra en Afrique par le cap de Bonne-Espérance. De là, le voyage se dirigea vers le nord jusqu’à Broken Hill ([1]), puis à cheval, à pied et à vélo jusqu’à l’Etoile du Congo ([2]), où Elisabethstad serait établie un an plus tard dans les environs immédiats et le terminus provisoire de la voie ferrée (jusqu’à Bukama seulement en mai 1918).

Le prince put donc vite constater que les transports et les communications laissaient à désirer. En tant que roi, il y attira l’attention dans son discours du 30 avril 1910 à l’occasion de l’ouverture du musée colonial de Tervuren. Cependant, dans son discours, il ne mentionna pas spécifiquement la télégraphie sans fil, mais il souligna principalement l’importance du réseau ferroviaire ([3]). Dans son discours du Nouvel An de 1911, il parla de manière plus convaincante.

Vous en trouverez ci-dessous un extrait qui a paru dans “La Tribune congolaise du 13 avril 1916” dans l’article “La télégraphie sans fils au Congo”. La dernière partie de l’article n’est pas pertinente et je ne l’avais pas en ma possession. Veuillez noter que l’article a été écrit en 1916, donc pendant la guerre, avec une référence au 1er janvier 1911. La mission Verd’hurt, la première du programme TSF (voir ci-dessous), est partie pour le Congo le 4 février 1911. Et au début d’août 1911, les stations de radiodiffusion Banana et Boma étaient déjà prêtes.

[1] Broken Hill, maintenant appelée Kabwe, est la capitale de la province centrale de la Zambie (anciennement Rhodésie), à environ 325 km au sud d’Elisabethville (à présent Lubumbashi).

[2] L’Etoile du Congo, première mine de cuivre du Katanga, à environ 15 km de la future Elisabethville (1910), ainsi nommée en l’honneur de la reine Elisabeth.

[3] Livre d’exposition universelle de 1910, inauguration du musée colonial de Tervueren, discours du roi.

De opmerking (hierboven) “AU POINT DE VUE POLITIQUE” werd in drukletters aangebracht in de krant.
Communicatie tussen alle delen van het land was dus een absolute noodzaak,  economische ontwikkeling was anders niet mogelijk. Wat was er aanwezig in de kolonie?   We beperken ons tot de telegraaf- en telefoonlijnen . Paul De Bremaecker geeft in 1910 een beschrijving van de stand van zaken, tijdens een congres op de wereldtentoonstelling van Brussel :

– de lijn Boma-Matadi-Leo-poldstad-Coquilhatstad, ongeveer 1179 km lang, klaar in 1899. Tussen Matadi en Leopoldstad  een tweede maal uitgevoerd door de spoorwegmaatschappij voor haar exploitatie.
– de lijn Boma-Lukula, ongeveer 80 km (lokaal). Later kwam er nog 60 km bij, tot Tshela.
– de telefoonlijn Kasongo-Kabambare-Baraka-Uvira, lengte 425 km (lokaal).
– de telefoonlijn Stanleystad-Ponthierstad, 125 km.
-de telefoonlijn Kindu-Kongolo, 350 km, slechts vanaf eind 1910.
– twee kabels, op de bodem van de Kongostroom, verbonden Leo met het Franse Brazzaville sinds 10 augustus 1905.  Ze waren echter beiden buiten gebruik in 1908, door slijtage van de isolatie. In 1910 werden nog geslaagde testen uitgevoerd met optische telegrafie.
Minister Renkin richt op 13 augustus 1910 een brief aan de Gouverneur Generaal, waarvan hier een uittreksel: “[…] par laquelle vous m’avez donné connaissance des essais de télégraphie optique auxquels il a été procédé entre Léopoldville et Brazzaville. Mon département se réjouit des résultats obtenus et espère que la transmission et la réception des télégrammes, en service international, pourront désormais être assurées avec plus de régularité. […]“
Er was dus niets tussen Coquilhatstad en Stanleystad, tussen Ponthierstad en Kindu en tussen Kongolo en Elisabethstad.

Tussendoor een verslag over het plaatsen in 1905 van de kabels over de Kongostroom door inspecteur Magne van de Franse posten en telegrafen.

L’observation (dans le journal plus haut) ” AU POINT DE VUE POLITIQUE a été mis en majuscules dans le journal.
La communication entre toutes les régions du pays était donc une nécessité absolue, sans quoi le développement économique serait impossible. Qu’est-ce qui était présent dans la colonie? Nous nous limitons aux lignes télégraphiques et téléphoniques. Paul De Bremaecker décrit l’état de la situation en 1910 lors d’un congrès à l’exposition universelle de Bruxelles:

– la ligne Boma-Matadi-Leopoldville-Coquilhatville, longue de 1179 km environ, achevée en 1899. Entre Matadi et Leopoldville, la compagnie de chemin de fer effectua une deuxième opération pour son exploitation.
– la ligne Boma-Lukula, environ 80 km (locale). Plus tard, 60 km supplémentaires furent ajoutés jusqu’à Tshela.
– la ligne téléphonique Kasongo-Kabambare-Baraka-Uvira, d’une longueur de 425 km (locale).
– la ligne téléphonique Stanleyville-Ponthierville, 125 km.
  -la ligne téléphonique Kindu-Kongolo, 350 km, seulement à partir de la fin de 1910.
– deux câbles, au fond du fleuve Congo, reliaient Léo à Brazzaville (français) depuis le 10 août 1905. Cependant, ils étaient tous deux hors d’usage en 1908 en raison de l’usure de l’isolant. En 1910, des tests furent effectués avec la télégraphie optique.
Le ministre Renkin envoie le 13 août 1910 une lettre au Gouverneur Général, dont ici un extrait: “[…] par laquelle vous m’avez donné connaissance des essais de télégraphie optique auxquels il a été procédé entre Léopoldville et Brazzaville. Mon département se réjouit des résultats obtenus et espère que la transmission et la réception des télégrammes, en service international, pourront désormais être assurées avec plus de régularité. […]”
Il n’y avait donc rien entre Coquilhatville et Stanleyville , entre Ponthierville et Kindu et entre Kongolo et Elisabethville.

Voici entre-temps, un rapport sur la pose en 1905 des câbles sur le fleuve Congo par l’inspecteur Magne des poste et télégraphe français.

En gezien de moeilijkheden met de lijntelegrafie (zwakte van de kabels, traag door het groot aantal relais, gevoelig voor stormen, branden, overstromingen, regelmatige onderbrekingen, olifanten die zelfs de palen vernietigden, moest men stilaan beginnen denken aan draadloze telegrafie.
De koning gaf opdracht aan generaal Jungbluth onderzoek te doen naar de testen die uitgevoerd werden in Frans West-Afrika.

Zie hierover volgende artikels.

De Fransman Emile Girardeau, medestichter in 1910 van de S.F.R (Sté Française Radio-Electrique), schreef hierover een korte passage in zijn boek “Souvenirs de longue vie”, 1968, p61.

Et compte tenu des difficultés liées à la télégraphie par ligne (faiblesse des câbles, lenteur en raison du grand nombre de relais, sensibilité aux tempêtes, incendies, inondations, interruptions régulières, éléphants qui détruisaient même les poteaux, l’on devait commencer à penser à la télégraphie sans fil.
Le roi ordonna au général Jungbluth d’enquêter sur les tests effectués en Afrique Occidentale Française.

Voir à ce sujet les articles suivants .

Le Français Emile Girardeau, cofondateur de la S.F.R. (“Société Française Radio-Electrique”) en 1910, écrit un court passage à ce sujet dans son livre “Souvenirs de longue vie”, 1968, p61.

Uitvoeriger wordt dit beschreven door Victor Boin in zijn artikel “La T.S.F. au Congo Belge, nr 4 van april 1913, dat u hier in zijn geheel terugvindt onder de categorieën DT-T.S.F. Kongo/ Algemeen Kongo.
Robert Goldschmidt, die geen onbekende meer was, wordt dus aangesproken.
Volgt een contract met de Briey, intendant van de Civiele Lijst, waaraan nog enkele voorwaarden toegevoegd worden door de minister van koloniën J. Renkin (sinds 1908 de eerste minister van koloniën). Eerste minister Schollaert bevestigde op 25 maart 1911 in naam van de regering de afspraken tussen de Briey en Goldschmidt. En uiteindelijk tekende de Broqueville, minister van spoorwegen, post en telegraaf, op 12 mei 1911 nog een contract met Goldschmidt.
De zending Verd’hurt volgt hierop. Dat kan u eerstdaags lezen onder een nieuwe sub-categorie.

Ceci est décrit plus en détail par Victor Boin dans son article “La T.S.F. au Congo belge, n ° 4, avril 1913”, que l’on peut trouver ici dans son intégralité sous les catégories DT-T.S.F. Kongo / Algemeen Kongo.
Robert Goldschmidt, qui n’était plus un étranger, fut donc abordé.
Suivit un contrat avec de Briey, intendant de la Liste Civile, auquel furent ajouté quelques conditions par le ministre des colonies, J. Renkin (premier ministre des colonies depuis 1908). Le 25 mars 1911, le Premier ministre Schollaert confirma les accords entre de Briey et Goldschmidt au nom du gouvernement. Enfin, le 12 mai 1911, de Broqueville, ministre des chemins de fer, poste et télégraphe, signa un contrat avec Goldschmidt.
La mission Verd’hurt suivit. Vous pourrez lire cela dans une nouvelle sous-catégorie.