1914, R. Braillard, Rapport du début de la campagne, du 1er août au 1er octobre.

En fait, son rapport relate les faits jusqu’au 22 octobre.

Ci-dessous la suite du rapport de Braillard dans sa lettre du 12 janvier au Commandant Masui de la Base du Parc Automobile de Réserve à Londres.

Ce qui se passa plus tard.

Le 21 janvier 1915, neuf jours après sa lettre, Braillard est chargé de se rendre à Calais avec un détachement de 6 soldats, et de se mettre à la disposition du général Clooten.

Lieutenant-général Henri Clooten


Le 30 janvier 1915, le général Clooten a remercié Braillard, promu entre-temps sous-lieutenant, pour le travail magnifique qu’il avait accompli pour le poste de T.S.F. du G.Q.G. à Rodelingem. Le 14 mars 1915, Wibier écrivit au lieutenant-colonel du génie français une note dans laquelle il soulignait le mérite de Braillard pour l’armée belge. Il souligne son rôle actif à Namur et à Anvers et au P.A.R. à Londres. Il mentionne le travail de Braillard à l’installation de l’équipement de T.S.F. à bord d’un aéronef et ses divers vols d’essai.
Braillard a contribué à la formation technique du personnel, ce qui manquait à l’armée belge à l’époque. De plus, selon les instructions de Wibier, il construisit un récepteur pour aéronef, ce qui constituait une amélioration plus nette que celle des récepteurs existants. Il a également conçu un émetteur portable à portée limitée d’émission, utilisable sur les vélos et sous une forme adaptée à l’avion. Il conclut que Braillard travaillait consciencieusement pendant un an au bénéfice de l’armée belge, avec une diligence inlassable et une intelligence productive.

Dans une note adressée au ministre le 4 avril 1916, Wibier annonça que Braillard avait effectué 30 vols pour essais de matériel T.S.F. sur aéronef.

R. Braillard, Rapport van het begin van de campagne, van de 1ste augustus tot de 1ste oktober 1914.

In werkelijkheid loopt het rapport uit tot 22 oktober.
Hieronder een vertaling van het rapport.

Het rumoer van de oorlog komt me toe in het hart van de Jura, waar ik op vakantie was omstreeks 27 juli. Ik trachtte Brussel tevergeefs te bereiken, waar ik dacht nuttig te zijn vóór de verklaring van de oorlog, maar werd opgehouden in Parijs door de algemene mobilisatie op 1 augustus ’s avonds. Na mijn regiment vervoegd te hebben te Valérien, werd ik gedetacheerd naar Parijs waar ik deelnam aan de montage van T.S.F-posten op automobielen. Op 14 augustus kreeg ik een ministerieel bevel om me naar Antwerpen te begeven en me ter beschikking te stellen van Cdt Blancgarin van de Compagnie van de telegrafisten. Ik had dit verwacht, daar ik oordeelde dat ik nuttiger was in België dan in Frankrijk. Op de Eiffeltoren had ik ervaren dat de Belgische stations sterk werden ontvangen, maar dikwijls gestoord werden door Franse posten. Anderzijds dat de dienst tussen die stations weinig efficiënt was door gebrek aan militaire ervaring van het personeel. Dit was één van de redenen die mijn zending naar België rechtvaardigde.

Op 16 augustus kwam ik aan in Brussel, en begaf me naar Laken. De dienst met Antwerpen en Namen leek me wel licht verward. Op 17 augustus stelde ik me ter beschikking van Cdt Blancgarin te Antwerpen. Ik werd minder goed ontvangen door Cdt De Bremaecker die me berichtte dat de stations uitgevoerd met het systeem Goldschmidt niet goed functioneerden, in het bijzonder het station te Namen dat men niet kon horen. Cdt Blancgarin, die vriendelijker was, vertelde me hetzelfde . Ik vroeg om naar de post geïnstalleerd in het Glacis( buitenfort) van de Kazerne 5/6 te gaan.  We riepen Namen op, die ons direct antwoordde. Een fijnere afregeling van de ontvangst gaf de bevestiging voor Blancgarin dat men Namen perfect kon ontvangen. Ik was er echter van overtuigd, dat het bij grote storingen door de vijand, nodig was de communicatie te verbeteren. De T.S.F.-post van Antwerpen was voor het ogenblik voldoende operationeel, en het was nu nodig om onmiddellijk naar Namen te vertrekken. Op 17 augustus ’s avonds kwam ik toe te Laken, waar ik vernam dat de post van Namen maar een alternator van 2 kVA bezat. Ik maakte onmiddellijk het materiaal klaar voor 6 kVA, die als dubbel geïnstalleerd was in Laken, alvorens het te verzenden naar Namen. Op 18 augustus om 3u vertrok ik naar Namen per auto, en kwam er toe om 9 u na enkele incidenten. De plaatsing van de post, hoog in de citadel, met een antenne geplaatst op het hotel van de citadel en op een waterkasteel, was slecht vanuit het oogpunt van T.S.F., maar zeer goed vanuit militair oogpunt. Jacques, ingenieur van Laken, had weinig weerstand getoond bij het laten plaatsen van deze antenne. Sinds enkele dagen was een ingenieur van de Compagnie Marconi, Vincent, aanwezig op de post als “competent ingenieur”, om de apparaten af te regelen. Het enig resultaat dat hij bereikt had was dat de post ontregeld was, waarvan hij niet de minste principes kende, die nochtans eenvoudig waren. Vincent had ook een oude kleine post van Telefunken geïnstalleerd, als noodpost. Vincent had veel kritiek op het aanwezige T.S.F.-materiaal. Om een conflict te vermijden, werd hem via een telegrafist bevolen verder geen voet meer te zetten op het station. Vanaf de eerste dag, na een snelle afregeling van de post, was de communicatie tussen Namen en Antwerpen sterk verbeterd. Op 18 augustus ’s avonds kwam Christiaens toe met het materiaal van Laken. De 19de stuurde ik Christiaens terug naar Brussel per auto, en Vincent keerde terug naar Antwerpen met dezelfde wagen als gevolg van een bevel per telegram. Tegelijkertijd vroeg ik aan Brussel een aantal andere apparaten. Het programma van de uit te voeren werken werd als volgt opgesteld:

  1. Verbetering van de aardverbinding door koperen kabels.
  2. Wijziging van de antennen in T opstelling, gericht naar Antwerpen. Hiervoor moet een mast van hout van 40 m hoog opgetrokken worden door de telegrafisten, die minder kwetsbaar is voor obussen. Verplaatsing van de opbouw van de antenne, die zich te dicht bij het hotel bevindt.
  3. Installatie van het 6 kVA materiaal en een nieuw oscillatorcircuit, met een zorgvuldig uitgevoerde bekabeling.
  4. Plaatsing van een elektrogene groep van 20 Pk, voor stroomvoorziening in geval van uitval van het stroomnet.

Ik vond gemakkelijk twee elektrische motors, waarvan ik er één als generator gebruikte. Een benzinemotor van 20 Pk vond ik in een naburige ruimte.
Ik verminderde het aantal personeelsleden verbonden aan de post en vaardigde een strikt reglement uit voor de dienst.  Ik had aan Cdt Blancgarin gevraagd om geheime codes, die de uitwisseling van dienstcodes toelieten. Zo werden er een groot aantal versleutelde nota’s naar Antwerpen verstuurd.
Op 20 augustus ’s avonds herneemt de aanval op het fort van Namen met grote intensiteit, en de 21ste begint het bombardement op de stad. De werken werden zoveel als mogelijk geactiveerd. De 23ste ’s morgens was de situatie het volgende bij de inval van de Duitsers in de stad:

  • De aardverbinding was klaar.
  • De mast van 40 m in hout was klaar voor gebruik.
  • De groep van 6 kVA was volledig gemonteerd.
  • Bij het nieuwe oscillatorcircuit ontbraken nog enkele verbindingen.
  • De noodgroep en de verbindingslijn waren klaar voor gebruik.

Om 10 u ’s morgens valt een eerste obus op 20 m afstand van de noodpost.  Ik stuur de equipe terug van telegrafisten die aan de montage van de mast hebben gewerkt. Een beetje later, na onophoudelijk toekomen van obussen, laat ik de post van Telefunken vernielen. Omstreeks 11 u vallen de eerste obussen op het hotel van de citadel. De post, die  geïnstalleerd was in een kelder van een fabriek, liep geen groot risico. Omstreeks 12 u verdubbelt de intensiteit van de bombardementen. Ik stuur een deel van het personeel, met twee auto’s, naar de generale staf op de weg van de terugtocht. Een van deze auto’s wordt onderweg geïmmobiliseerd door de inslag van een obus. Om 12u10 krijgen we van een officier van de generale staf een telegram om te versturen. We krijgen nog een tweede telegram te versturen ,en het bevel daarna de T.S.F.-post te vernietigen. Deze telegram wordt verzonden zonder dat hij moet herhaald worden. Om 12u50 wordt de toestand onhoudbaar en stuur ik Marquet weg per auto. De Duitsers waren op weg naar de citadel en obussen dringen binnen in het hotel. Om 13 u komt Marquet terug met het bevel de post te vernietigen en ons terug te trekken. Om 13u10 verlaten we de post. Meer dan 30 schrapnells ontploffen rondom onze auto. Een weinig daarna vat de citadel vuur. Niemand geraakt gewond. Onze auto bevatte Marquet als chauffeur, Jacques, Lautreband, Grimberghs en  Scauflaire (telegrafist, die zijn hoofdtelefoon nog op had). We hadden ook materiaal mee om een kleine T.S.F.-post samen te stellen. We vervoegen de terugtochtcolonne en komen in een verkeersopstopping terecht te Bois de Villers. Dankzij het bevel een post te installeren in St Gérard, konden we de tweede wagen vervoegen, met het andere deel van het personeel. We komen toe te Philippeville om 9 u ’s avonds. De generale staf was verspreid, en we konden geen bevel ontvangen. Ik oordeelde dat we ons best naar het noorden van Frankrijk konden begeven.

Via Hirson bereiken we de 24ste Cambrai, waar we een generaal van de 4de D.A. ontmoeten, die ons vraagt hem te begeleiden. De 25ste komen we aan in Duinkerke, waar ik wil telegraferen naar Antwerpen, maar de generaal verbood het. Via Oostende bereiken we op 27 augustus Antwerpen, waar ik rapport uitbreng aan Cdt Blancgarin. Ik meldde het moedige optreden van het personeel van Laken, nl Jacques, Marquet, Scanflaire en Boucart, die op de T.S.F.-post bleven tot bijna het einde, en hun dienst verzekerden zonder falen onder zwaar geschut. Op 28 augustus krijg ik de opdracht van Cdt Blangarin de leiding waar te nemen van het T.S.F.-station op de versterkte burcht te Antwerpen. Na een selectie, wordt het personeel van Namen toegewezen aan de post. Er vielen verschillende zaken te verbeteren aan de installatie en de afregeling. Dit werk werd methodisch aangepakt, zonder onderbreking van de dienst (toch zeer beperkt). De antenne werd vergroot en de aardverbinding verbeterd. De machines en de controlepanelen werden verplaatst en verbindingen volledig opnieuw gemaakt, wat het rendement van de post vermeerderde met 40 tot 50 %. De golflengte werd gebracht naar 1300 m, wat toeliet met een hoger vermogen te werken. Er werden werken gepland voor de voetpaden, verwarming, waterreservoir, meubelen, enz. De communicaties waren beperkt tot Duinkerke, Le Havre, Cherbourg en een dienst voor het permanent afluisteren van de Duitse posten. Rond 20 september riepen we de Eiffeltoren op, die onmiddellijk antwoordde. Er werd een gerichte antenne geïnstalleerd met een ontvanger Bellini-Tosi van Marconi, om de richting te bepalen van de diverse Duitse posten. Ondanks de vele testen met “trial and error” van de apparatuur waren de resultaten middelmatig. Er valt op te merken dat de apparatuur niet ontworpen was voor de toegepaste golflengten. Gedurende deze periode had de administratie van telegrafie, onder leiding van Corteil, dicht bij het postkantoor van Wilrijk, een andere T.S.F-post van Marconi geïnstalleerd van 5 à 10 kW. Deze post was in het grootste geheim geïnstalleerd, voor telegrafische verbinding van de stad met Engeland en Frankrijk. Het optrekken van deze post duurde ongeveer zes weken en werd uitgevoerd door arbeiders van de telegrafie en door een ploeg van sapeur-telegrafisten. Zijn nuttigheid was me niet duidelijk, daar de militaire post van Borgerhout (T.S.F-post type Goldschmidt) prioriteit had en het zwijgen kon opleggen aan de civiele post in geval van militaire trafiek. De militaire post kon perfect de civiele trafiek verzekeren als er geen militaire telegrammen moesten verzonden of ontvangen worden. De grondreden was waarschijnlijk dat men de superioriteit wou aantonen van het systeem Marconi ten opzichte van het systeem Goldschmidt. De proefnemingen uitgevoerd door de post van Wilrijk met le Havre waren bevredigend, maar hadden deze dure post niet gerechtvaardigd, daar er geen communicatie was door de militaire communicatie van het militaire station met de andere forten. In de eerste dagen van oktober worden de forten buiten Antwerpen aangevallen. De communicatie met de andere forten werd ruim verzekerd door de kleine Marconi post van 1 kW in de kazerne van de telegrafisten van de genie. Op 6 oktober vraag ik aan Cdt Blancgarin, me enkele uren op voorhand te verwittigen, in geval van ontruiming van het fort, zodat ik de apparaten kan afkoppelen om ze te redden in plaats van ze te vernietigen op het laatste ogenblik. Ik suggereerde ook dat het nuttig was deze apparatuur te plaatsen op automobielen, om er een krachtige veldpost mee te maken.  Het Belgisch leger beschikte op dat moment maar over één veldpost met een draagwijdte van 100 à 150 km en een lichtere post in kisten, voor 30 à 50 km draagwijdte. Deze voorstellen werden overgedragen aan de generale staf van Antwerpen, die dit goedkeurde. Op 7 oktober om 22 u kreeg ik het bevel de post te demonteren. Op 8 oktober ’s middags waren de apparaten op een wagen geplaatst en naar Oostende verzonden.

Op 9 oktober in de morgen, volgens de instructies van de Franse militaire attaché, verliet ik Antwerpen en kwam toe te Oostende, waar ik een beetje later de equipe van de post per trein vervoegde. Deze equipe bestond uit de soldaten René Marquet, Roger Bribosier, Victor Jacques, Joseph Longé, Maurice Jaemaels, Mathieu Boucart, Philippe Poot en de ingenieur Marcel Van Soest (deze namen worden vermeld in zijn latere brief, zie verder).
Ik kon twee onderstellen voor automobiel Daimler bekomen met goedkeuring van Van Den Plas, van het “Carrosserie Militaire du Parc Automobile de Réserve”. Van Den Plas had vanuit Antwerpen het personeel en materiaal van de carrosserie naar Oostende verzonden. Er kwamen verschillende bevelen en tegenbevelen om opnieuw te verhuizen. Op 14 oktober om 17 u werd het definitief bevel gegeven. In de daaropvolgende nacht wordt het personeel en het materiaal van de carrosserie en het T.S.F. materiaal  op een Engels stoomschip gebracht. Op 15 oktober begeef ik me met de automobielkolonne en met mijn personeel en vier wagens naar Duinkerke. We komen toe te Calais op 17 oktober in de avond. Het automobielpark wordt geïnstalleerd. Wegens het niet vinden van een geschikte plaatst  laat Van Den Plas het personeel en het materiaal opnieuw vervoeren op een ander stoomschip naar de werkplaatsen te Londen. Dit in akkoord met het Belgisch gouvernement. Het vertrek wordt na enkele tegenbevelen toch uitgevoerd op 20 oktober. Omdat ik in Calais de middelen niet vind voor de montage van een automobielpost vertrekt het materiaal en personeel met dezelfde boot naar Londen. Door verschillende problemen met de Franse autoriteit kan ik echter pas op 22 oktober vertrekken.

Hier volgt een résumé van de brief van 12 januari 1915 van Braillard, gericht aan Commandant Masui van de Basis van het reserve-automobielpark te Londen. U kan de volledige originele versie hierboven lezen in het Frans.

Bij aankomst in Londen in het P.A.R. moesten we nog 15 dagen op het T.S.F.-materiaal en chassis wachten. Het opbouwen van de carrosseries begon op 10 november. Gedurende deze tijd heb ik de elektrische verlichting van de garage voor de Belgische wagens laten installeren. Zonder zware averij had het T.S.F-materiaal toch geleden door de bewogen reis zonder degelijke verpakking. (Vanaf Antwerpen waren er niet minder dan 8 bombardementen op de camions.) Het op punt stellen en het uitvoeren van verschillende aanpassingen voor een mobiele post namen veel tijd in beslag. Op 15 december was de post klaar, en ik kon hem laten proefdraaien voor Cdt Blancgarin, die op bezoek was in Londen. Helaas werden de tweeling-wielen, speciaal voor deze wagens bij een Engelse firma besteld, niet op tijd geleverd. Intussen liet ik de stroomaanvoer van de alternator wijzigen, door een speciaal stopcontact te plaatsen op de versnellingsbak. Dit werk werd uitgevoerd door Jacques.

En tenslotte, in ’t kort het vervolg op de brief.

Op 21 januari 1915 krijgt Braillard de opdracht zich naar Calais te begeven, met een detachement van 6 soldaten en zich ten dienste te stellen van Generaal Clooten.
Op 30 januari 1915 bedankt generaal Clooten Braillard, die intussen is bevorderd tot Onderluitenant,  voor het magnifieke werk dat hij heeft gedaan ten behoeve van de  T.S.F.-post van het G.Q.G. te Rodelingem.  Op 14 maart 1915 schrijft Wibier aan de Luitenant Kolonel van de Franse Genie een nota, waarin hij de verdienste van Braillard aan het Belgisch leger benadrukt. Hij benadrukt zijn actieve rol in Namen en Antwerpen, en bij het P.A.R. te Londen. Hij vermeldt dat Braillard gewerkt heeft aan de installatie van T.S.F.-apparatuur aan boord van vliegtuigen, en verschillende proefvluchten heeft uitgevoerd. Braillard heeft bijgedragen aan de technische vorming van het personeel, vorming die het Belgisch leger toen niet voldoende bezat. Daarenboven heeft hij volgens aanwijzingen van Wibier een ontvanger gebouwd voor vliegtuigen, wat een sterkere verbetering was ten opzichte van de bestaande ontvangers. Ook ontwierp hij een draagbare zender met beperkt zendbereik, die kon gebruikt worden op de rijwielen, en in aangepaste vorm op de vliegtuigen. Hij besluit dat Braillard gedurende een jaar ten voordele van het Belgisch leger werkt, plichtsgetrouw, met onvermoeibare ijver en een productieve intelligentie.

In een nota aan de minister van 4 april 1916 vermeldt Wibier dat Braillard 30 vluchten heeft uitgevoerd voor het testen van T.S.F.-apparatuur op vliegtuigen.