“Chalux” (Marquis Roger de Chateleux), Un an au Congo Belge, pp 725 , 1925.

Op internet is ook te vinden dat Chalux in 1934 voor de KVS een tropendrama “Mvoula” regisseerde (De Standaard, 14 03 1934). Ik geef hier een link naar de recensie. Chalux is ook de auteur van het stuk.
“Mvoula” is een drama van levenswaarheid en diep-menschelijkheid, een drama van zedelijken nood, een drama van liefde en van haat, een psychologische uitdieping van de geheimste roerselen der menschelijke ziel en tevens een drama met trouwe weergave van Afrika en zijn geheimzinnigheid.

“Mvoula”

Nog op internet was een interessant werkje van Bernard Spee te vinden, La petite étude Hergéenne N° 6, (Lire Tintin au Congo), 2015.
Volgens Spee heeft Hergé “Un an au Congo” van Chalux grondig gelezen, en er meer dan één idee uit gehaald (foto’s in de tekst). En ook volgens hem lees je dan “Tintin au Congo ” met andere ogen… ‘t Is hoe je het bekijkt…
Met spijt stel ik echter vast dat het van het internet gehaald werd. “Tintin au Congo” is al, zoals iedereen weet, een tijd geleden zwart schaap geworden…

Zie ook de foto’s van Chalux

Hieronder passages uit het boek.

De pagina’s 15, 26-27, 51, 58-59, 82-84, 90-91 werden vroeger gefotografeerd.

Nog meerdere uittreksels
Op de kaart kan de tocht van “Chalux” gevolgd worden

Positief over “zijn” Belgisch Congo

p. 21- De auteur haalt gouverneur-generaal Rutten aan, die hij in Boma (toen nog hoofdstad van Belgisch Congo) ontmoette.

p. 127 – De auteur bevindt zich nu te Kinshasa. Hij heeft het over de “cité” en de Chefferies”.

p. 206 – Op weg naar Tshikapa (de Forminière). Vol bewondering voor een prachtige garage, met een “zwart personeel met ondervinding”.

p. 208 – Wat verder in zijn betoog.

p. 227-228 : Op het domein van de Forminière : perfectie op alle fronten (wat volgens hem, na 4 maand Congo, elders eerder een zeldzaamheid is).

p. 307 : Ter hoogte van Mato (Lukulenge > Bukama).

p. 322 : Kasongo-Niembo, Kabongo, Pafu. Woorden van minister Franck (wiens beheer in andere uitgaven eerder afgebroken wordt.

p. 526 – Kigoma. De Engelsen verbouwereerd over al wat Congolees is.

Eerder negatief

p. 128 – Ter hoogte van Kinshasa. Iets verder dan huidige tekst zegt hij nog dat deze “gevallen” eerder zeldzaam zijn. Maar dat ze overal afgekeurd zijn met woede en walging. Is dat niet een stapje te ver?

p. 129 : Over de gevangenissen van de blanken. Les gardes noirs pourraient dire aussi “si nous devons être civilisés par ces blancs qui ne sont pas rendus plus aimables, plus polis (donc pas “civilisés” non plus), où est le problème?”

p. 129 : Slechts één commentaar : een zwarte is geen hond. De vergelijking is denigrerend.

p. 391-392 : Elisabethville en de B.T.K. Over de arbeidskrachten, en de vermoede willekeurigheid van de B.T.K. Een gekend en bewezen probleem dat jaren gewoed heeft.

p. 409 – Nog Elisabethville. Gedeelde gevangenis. De woorden “promiscuité péniblement dégradante” gaan voor mij te ver.

Geneeskunde, hygiëne, enz.

p. 19 : Over de Broeders van de christelijke scholen.

p 22 : Terug bij gouverneur-generaal Rutten te Boma.

p 115 : Klein labo te Leopoldstad, met degelijk opgeleide Congolezen.

De missies en missionarissen

p 232-233 : Luebo.
De auteur is over het algemeen vol lof over het missioneringswerk.
Hier iets minder.

Fetichisme

p 265-266 : Lusambo.
Geheime groeperingen, moorden, de verplichte gif-innames.

Boten

p 525 : Kigoma.
De “Von Götzen“. Een boot die de geschiedenis ingetreden is. In 1916 tijdens de gevechten aan de Tanganyka op 15 juni beschadigd door de Vlaamse piloot Lt Aimé Behaeghe, daarna, door de Duisers zelf tot zinken gebracht, en nog later door de Engelsen gelicht. Zie ook Willy Alenus, over de oorlog aan het Tanganika-meer.

p. 545-546 Kigoma. Vervolg Götzen.

Humor

p. 326 : Per kano op weg naar Bukama.

p. 509 : Wachten op bevoorrading van hout op de noordelijke oever van het eiland Kidjwi. Ondertussen een tochtje in het oerwoud.

Poëzie, lyriek

p. 200 : Lyrische ontboezeming tijdens de kanotocht op de Kasai, richting Djoko-Punda (nog vroeger Charlesville), de grens van “La Forminière” (diamant).

p. 505-506 : Nog meer Lyriek. Bij het verlaten van de missie van Bobandana, in het Noorden van het Kivu-meer.